Hou afstanden tussen de potjes / kegels kort: zoveel mogelijk balcontacten op korte afstand is belangrijk. Hoe jonger de deelnemer hoe korter de kegelafstand. Denk er ook aan om de kegels zig-zag te plaatsen.
Zorg dat de overgangen tussen de oefeningen vlot verlopen. Werk een praktische organisatie uit.
ZORG VOOR VEEL HERHALINGEN MAAR HET MAG NIET SAAI WORDEN. BLIJF CREATIEF EN ANTICIPEER.
Motiveer de minder getalenteerden (coach positief).
Evalueer tijdens en na iedere training.
Indien er een niveauverschil is binnen je groep, differentieer indien nodig.
Laat de speler nieuwe bewegingen demonstreren (of demonstreer zelf mét perfecte uitvoering).
Eerst analytisch en traag, verhoog zeer geleidelijk het tempo (uitvoering moet goed blijven).
Indien blijkt dat de oefening te moeilijk is, durf afzakken naar een lager niveau. Het omgekeerde moet ook.
Bespreek deze oefening(en) zeker in je evaluatie die je uitwerkt na de training.
Nadien bewegingen uitvoeren onder weerstand (duel 1/1, 2/1, 2/2).
Leer maximum 2 à 3 bewegingen per training aan: ‘less is more’.
LAAT RUIMTE AAN DE DEELNEMERS OM ZELF EEN CREATIEVE OPLOSSING AAN TE BRENGEN.
Uitvoering beweging : waak over een goede houding, lichtjes zakken door de knieën (bal ligt bijna onder de knie) met veel balcontacten. Kijk erop toe dat deelnemertjes niet dribbelen zoals Houten Klaassen maar wel soepel en beweeglijk.
Leer de spelertjes zo weinig mogelijk naar de bal te kijken zodat ze overzicht behouden.
Besteed aandacht aan coördinatie-oefeningen (oog-hand-voet) zowel met als zonder bal.
Iedere oefening 2-benig uitvoeren.
Zorg dat iedereen met een goed gevoel het terrein verlaat. Eindig de training met een creatief voetbal/partijspel.
Wedstrijdvorm begint altijd met inspelen van de bal. De allerkleinsten mogen gewoon indribbelen vanaf duelvormen 2/2, ....